Psalmberijming
Op vrijdag 2 juli 1773 werd er een nieuwe psalmberijming gepresenteerd aan de Staten-Generaal. Zij hadden daartoe opdracht gegeven aan een speciaal benoemde commissie. Velen van ons zijn met deze berijming opgegroeid, kennen hele verzen uit het hoofd en dragen die mee in hun hart.
Zondag 12 november 2023
23e zondag na Trinitatis
Uw naam zal door mijn psalmgezangen, o Allerhoogste, lof ontvangen (Ps. 9:2 OB).
Door de Reformatie veranderde de mis naar dienst van het Woord, vooreerst zonder (koor)zang of instrumentale muziek. Calvijn ervoer dit als een gemis en wilde, net als in de ‘oude’ (vroegchristelijke) kerk, het volk weer actief stem geven in de liturgie. Maar hoe? Men had geen rijtje bundels in de kast met geschikte gemeentezangliederen om uit te putten. Er was niets, dus er moest iets nieuws komen. Dan heeft de theoloog taalkundigen en musici nodig. Calvijn verzamelde bekwame dichters (Marot, De Bèze) en componisten (Bourgeois, Davantès) om zich heen en in 1562 verscheen de eerste uitgave van het volledige Geneefse Psalter.
De leer van de Reformatie verspreidde zich door de boekdrukkunst en huiswaarts kerende theologiestudenten en zo kwam ook Calvijns psalmberijming in de Nederlanden terecht. Voor gebruik alhier moest er uiteraard een vertaling komen en één van de eersten die zich daaraan waagde was ds. Petrus Datheen (±1531-1588). Zelf zei hij van zijn berijming dat deze ”met grooten haast gemaakt en hem schier als een ontijdige geboorte afgedrongen” is. Hoewel er verschillende andere (volgens kenners kwalitatief betere) berijmingen verschenen zoals die van Marnix van Sint-Aldegonde, Van den Vondel en Revius, bleef Datheen lange tijd de belangrijkste psalmberijming in Nederland. Toch was er al vanaf de invoering ervan in 1566 kritiek op met name de stijl en de niet-melodieuze vorm. Datheen gebruikte de originele (ritmische!) melodieën van het Geneefs Psalter zoals die in de Franse kerk gepraktiseerd werden. Dat leidde tot problemen; je kunt niet zomaar een liedtekst vertalen en verwachten dat die op dezelfde melodie past. Gevolg: woord-toon verhoudingen klopten niet en klemtonen lagen verkeerd. De dominee heeft soms echt een dichter nodig, maar Datheen produceerde in z’n eentje. Om genoemde problemen uit de weg te gaan vond men een andere oplossing: isoritmisch zingen. Als je ‘op hele noten’ zingt zijn alle lettergrepen gelijk. Dat dit egaliseren van de ritmiek het wezen van de oorspronkelijke melodieën aantast en ze eigenlijk om zeep helpt nam men blijkbaar voor lief. De mannenbroeders die in 1773 een alternatief voor Datheen moesten samenstellen hadden hun berijming op deze zangpraktijk afgestemd. Dat is ook in het luisterfragment te horen; ritmisch gezongen loopt de tekst niet altijd fijn.
Luisteren: https://bit.ly/3sm2a46
Naast veel samentrekkingen omwille van rijm (goôn, paân, woên) bevat de oude berijming inhoudelijk onmiskenbaar elementen van Verlichtingstheologie en -ethiek. Denk aan woorden als ‘Opperwezen’ (Ps. 7:5; 38:1; 81:1 en 102:8) of uitdrukkingen als ‘het pad der deugd’ (Ps. 1:4; 14:3 en 53:3) die karakteristiek zijn voor het 18e-eeuwse Verlichtingsdenken en de bijbehorende spiritualiteit[1]. Dr. Klaas Schilder hield in 1927 de Statenberijming kritisch tegen het licht in ‘Onze psalmberijming’[2]. Hij bespreekt Psalm 1-20 en “blijkt het dan, dat bij 2/15 van onzen bundel de vlekjes niet weinige zijn, wat zal dan het gansche lichaam ziek zijn!”
Zelf ben ik opgegroeid met de berijming van het Gereformeerd Kerkboek (1986). Die zit in mijn hoofd en in mijn hart, zoals mijn ouders dat met die van 1773 hebben. En zo heeft ieder z’n eigen voorkeur en gevoel. Maar bedenk dat berijmde psalmen eigenlijk ‘gewoon’ gezangen zijn, door mensen herdicht. En willen we Ps. 78,4 recht doen, dan kunnen we vandaag niet enkel meer volstaan met woorden van 250 jaar geleden. Psalmen zijn tijdloos, berijmingen hebben een houdbaarheidsdatum.
[1] Hoofdstuk 5-6 in ‘Gods lof op de lippen’ (Dr. J. Smelik, Boekencentrum, 2005)
[2] ‘Bij dichters en schriftgeleerden’, pag. 310-357 (K. Schilder, Uitgeversmaatschappij Holland, 1927)