Bidden om de Geest – alles of niets (1)
God de Vader schiep hemel en aarde. Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, kwam naar deze wereld om onze zondeschuld te dragen en ons te bevrijden van duivel, dood en hel. Na zijn hemelvaart is Hij bezig om alles gereed te maken voor zijn wederkomst. Tot die tijd zendt Hij zijn Heilige Geest om ons vast te houden, te troosten en altijd bij ons te zijn (HC Zondag 20). Zo hebben we het geleerd. Maar begrijpen kunnen we het niet…
Zondag 19 mei 2024
Pinksteren
Och, schonkt Gij mij de hulp van Uwen Geest! (Ps. 119:3 OB).
Jezus is na zijn opstanding herhaaldelijk aan de leerlingen verschenen om hen voor te bereiden op de taak die wacht. Vlak voor zijn troonsbestijging geeft Hij hen daadwerkelijk de opdracht om op weg te gaan en alle volken tot zijn leerlingen te maken (Matt. 28,19). Pinksteren wordt vaak de geboortedag van de kerk genoemd, maar eigenlijk laat de opgestane Heer bij zijn hemelvaart al weten dat Hij zich in deze wereld een gemeente zal vergaderen, beschermen en onderhouden (HC vr/antw 54).
Eerste oogst
Wat een bemoediging moet dat geweest zijn voor de discipelen (leerlingen) die vanaf dat moment apostelen (gezondenen) werden. Ze mogen beseffen dat Gods kerkvergaderend werk niet afhangt van hun inspanningen of succes; Christus zelf werkt door zijn Geest en Woord in eenheid van het ware geloof. En tien dagen later op het Pinksterfeest, het feest van de eerstelingen van de oogst, voegt Christus de daad bij het woord en wordt zijn Geest uitgestort (Hand. 2,16); niet slechts druppelsgewijs maar overvloedig! De eerste gemeente werd een feit (Hand. 2,44) en hoe bijzonder is het om er vandaag bewust bij stil te staan dat het evangelie sindsdien de hele wereld over is gegaan. Zoals de wind waait waarheen hij wil (Joh. 3,8), zo is de Geest naar alle windstreken gewaaid om mensenharten te winnen en onderdanen te werven voor de Hemelkoning. God is tegenwoordig, God is in ons midden (LB 906:1). Door zijn Geest is Hij aanwezig en woont en werkt Hij in mensen.
Gebed
Ik kan mij nog herinneren dat er jaren geleden wel eens vragen werden gesteld bij liederen als “Kom, Schepper God, o heil’ge Geest” (LvdK 239, LB 670) of “Kom in mijn hart” (JdH 258). En ik heb zelfs wel eens een discussie gehad met een predikant die het maar vreemd vond dat we nog zo vaak bidden of de Heilige Geest in ons wil wonen en werken. Je vraagt degene met wie je getrouwd bent toch ook niet elke keer weer of hij of zij in jouw huis wil komen wonen? Ik denk dat het juist getuigt van een gezonde dosis zelfkennis. We hebben God zó hard nodig; wij zijn iedere dag, elk moment van Hem afhankelijk. Dan zouden we het lied “Blijf mij nabij” ook nooit meer kunnen zingen, want we weten toch dat God ons nooit meer zal verlaten? Het is niet zo dat de Geest pas in actie komt op het moment dat wij het nodig achten en Hem uitnodigen. God wil gebeden zijn (LB 904:2). Doe-het-zelvers die hun leven niet buiten zichzelf in Christus willen zoeken geven daarmee aan dat ze denken zichzelf wel te kunnen redden en God niet nodig hebben. Maar de Vader zal de Heilige Geest zeker geven aan wie Hem daarom vragen (Luc. 11,13).
Luisteren: https://bit.ly/44uMlqu
Steeds weer
Net zoals het goed is om zo vaak mogelijk tegen je geliefde te zeggen
hoeveel je van hem of haar houdt (ondanks dat diegene dat waarschijnlijk heus
wel weet), zo eer je God als je vraagt of Hij jou Christus’ Geest wil geven.
Zeker, het is Pinksteren geweest. Maar bekering en vernieuwing zijn steeds weer
nodig, elke dag opnieuw. Dus bidden wij met ootmoed en ontzag de Vader aan dat Hij
ons de kracht des Heil’gen Geestes geve en de Messias bij ons intrek neme. Zijn
liefde is de grondslag van ons leven, de oorsprong van ons hart (GK17 246).