Advent 3
Hij komt, Hij komt… En als vanzelf zingt u nu misschien wel het Sinterklaasliedje verder uit. Maar helaas, die goede oude heer zit inmiddels alweer in Spanje. Maar wij zitten midden in de periode van advent, dat letterlijk betekent ‘Hij komt’. En Jakobus (niet de broer van evangelist Johannes, maar van Jezus zelf) roept ons op om geduld te hebben.
Zondag 17 december 2023
3e zondag van Advent
Heb geduld, broeders en zusters, tot de Heer komt (Jak. 5,7a).
Geduld is een schone zaak. Maar niet één van mijn sterkste eigenschappen, zal ik er meteen maar eerlijk bij vermelden. Inmiddels merk ik dat het bij het ouder worden (de 40 gepasseerd) wel iets minder heftig wordt, maar af en toe komt het echt nog wel voor dat ik iets het liefst eergister al voor mekaar wil hebben. Geduld kun je oefenen, maar dat valt niet mee. En ergens heeft ongeduld ook wel iets moois. Het geeft iets weer van een heftig verlangen, een vol verwachting uitzien naar… Dat kriebelende gevoel dat je als klein kind al geruime tijd voor je verjaardag kon hebben. De spanning voor je musical met groep 8 van de basisschool, de eindexamens, het toeleven naar je trouwdag, die nieuwe baan, de dag waarop je vrouw of je (schoon)dochter uitgerekend is en jij vader of grootouder mag worden.
Een mooi woord hierbij vind ik ‘reikhalzend’. Denk daarbij gerust aan die menigte kinderen, een paar weken voor 5 december al zingend aan de kade, zich uitstrekkend en naar ginds ziende of de stoomboot eraan komt. De digitale NBV21 geeft drie zoekresultaten voor ‘reikhalzend’. Jes. 26,9 spreekt over het verlangend uitkijken naar de komst van de Heer. In Rom. 8,19 lezen we dat de schepping er reikhalzend naar uit ziet dat de luister van Gods kinderen openbaar zal worden. En in Hebr. 11,16 staat dat de gestorven gelovigen, waarover iets daarvoor verteld werd, tijdens hun leven reikhalzend uitkeken naar een beter, hemels vaderland. Ze wisten namelijk dat ze op doorreis waren. Net als wij.
Wij staan ook op het perron van waar de heiligen die ons zijn voorgegaan al eerder ingestapt zijn. En we mogen reikhalzend uitzien naar de dag dat Christus komt. Misschien moeten we al een trein eerder nemen omdat de dood scheiding maakt. Maar gelukkig is de eindbestemming dezelfde: dan mogen we voor altijd bij Christus zijn. Daarmee mogen we elkaar bemoedigen en troosten (1 Tess. 4,17-18). En tot die tijd moeten we nog geduld hebben. Hoe lastig ook, laten we deze aansporing van Jezus’ broer serieus ter harte nemen. Ons hart kan branden van ongeduld als we alle ellende in de wereld aanzien, of de situatie in ons eigen land. Of het gemis, de pijn en het verdriet in ons eigen persoonlijke leven. Here Jezus, waar blijft U toch?!
Jakobus stond eerst afwijzend tegenover het werk van zijn oudste Broer (Marc. 3,21). Hij was er niet van overtuigd dat Jezus de beloofde Messias was (Joh. 7,5). Maar na die eerste Paasdag kon hij er niet meer omheen; hij moést het wel geloven; de opgestane Heer is aan hemzelf verschenen (1 Kor. 15,7). En hij mocht één van de leiders worden van Christus’ gemeente in Jeruzalem (Hand. 15,13). Zijn sterk vermanende brief aan de twaalf stammen in de diaspora (volgens Dr. L. Floor in CNT waarschijnlijk christenen van Joodse afkomst, woonachtig in Palestina en bepaalde delen van Syrië) sluit Jakobus bemoedigend af. Wat hij schrijft is erop gericht dat we God liefhebben en onze naaste dienen. Maar ook dat we onze Heer verwachten. Want Hij komt! Maranatha!
Luisteren: https://bit.ly/3QUZiDD